Een stem voor plant en dier op de Arsenaalsite

KASK en Conservatorium
Onrust
Published in
8 min readSep 14, 2023

--

‘Vanaf september eindelijk leven op de Arsenaalsite’. Met deze kop kondigde dagblad Het Laatste Nieuws in september 2022 de komst van kunstenaars en creatievelingen aan, die de site als tijdelijke gebruikers gedurende vijf à tien jaar zouden voorbereiden op haar toekomstige ontwikkeling.

Hoezo “eindelijk” leven? In de periode van menselijke afwezigheid heeft zich op de site een bruisende gemeenschap gevestigd van planten en dieren. De krantenkop uit ‘Het Laatste Nieuws’ verraadt echter dat wij mensen niet zo sterk zijn in het opmerken van die gemeenschap. We zijn doorgaans blind voor het niet-menselijke leven dat zich overal rondom ons afspeelt. We merken niet op dat we continu de ruimte delen met talloze andere wezens. Hun leven is namelijk volledig met dat van ons verweven, omdat we simpelweg de meest dominante en aanwezige soort zijn. In Vlaanderen is meer dan 85% van het landgebruik gericht op de mens. Alle andere levende wezens passen zich aan dit dominante landgebruik aan. Ze doen dit met grote aandacht voor ons. Ze hebben ons reeds lang opgemerkt want ze hebben geen andere keuze.

Arsenaalsite, juli 2022 © Bert De Roo

Het meer-dan-menselijke

Om de blindheid die we voor deze gemeenschap hebben aan te kaarten, wordt in de vakliteratuur reeds enkele decennia het concept ‘meer-dan-menselijk’ geïntroduceerd. Hiermee duidt men op het feit dat er meer is dan de mens en dat ook die ander-dan-menselijke soorten en individuen er toe doen. Dat ze, net zoals wij mensen, onderdeel zijn van de omgeving, er door gevormd worden én ze ook zelf vormgeven. Daarnaast worden de verschillende planten, dieren en de mens hiermee benoemd als één gemeenschap met een gedeelde geschiedenis, gewoontes en een gedeelde toekomst. Het toont de wereld als relationeel waarin alles en iedereen steeds samen wordt tot wat we vandaag zijn [1]. Het ontkennen van deze relationaliteit heeft onder andere geleid tot onze biodiversiteits- en klimaatcrisis. Meer en meer groeit dan ook het besef dat we enkel een geloofwaardig toekomstperspectief vinden door deze ecologische meer-dan-menselijke gemeenschap op de voorgrond te plaatsen en te ontdekken welke positie we als mens in deze gemeenschap kunnen innemen [2].

De krantenkop valt mooi samen met de start van het keuzevak dat we, dankzij de Nomadic School of Arts, met enkele onderzoekers en een curator organiseerden op de Arsenaalsite rond deze thematiek.* In ‘De Ambassade voor het Meer-dan-Menselijke’ verkennen we met twee groepen kunst- en ontwerpstudenten tijdens academiejaar 2022–2023 drie vragen. Hoe kunnen we aandachtiger worden voor de meer-dan-menselijke gemeenschap? Hoe kunnen we zelf onderdeel worden van deze gemeenschap? Hoe kunnen we, vanuit een kunst- of ontwerppraktijk, de vertegenwoordiger van deze gemeenschap worden?

Zo goed als alle deelnemers kwamen nog nooit met deze thematiek in contact en hielden er ook geen uitgesproken mening op na. Gedurende een tiental weken kwamen we iedere dinsdagochtend samen op de Arsenaalsite met als leidraad bovenstaande vragen. Om de studenten hierin te helpen, ontwikkelden we verschillende observatie- en capteringsmethodes en gingen we samen in gesprek met spoorzoekers, biologen en ecologen.

Eindjury Minor Meer-dan-Menselijke, december 2022 © Sam De Buysere

Een unieke biotoop

We werden zelf spoorzoeker en verdiepten ons onder andere in de nachtvlinder, de wind en de Italiaanse populier. We ontdekten de favoriete plekjes van de stadsduiven op de site. Een vossenburcht, uitwerpselen en voetsporen brachten ons allen in vervoering. Een semester lang deden we een poging de vos beter te begrijpen en vast te leggen op video tot het de laatste weken lukte. We ontdekten een zone met adelaarsvarens die hier naar alle waarschijnlijkheid al gehuisvest was alvorens de NMBS de site ontwikkelde. We leerden dat de aftakeling van de verharde elementen van de site unieke biotopen creëert voor verschillende beplanting (kalkrijke voegen van het metselwerk in combinatie met falende regenwaterafvoeren, volgelopen rioleringsputten die zich langzaam als oeverbiotoop gaan gedragen, het grind rond de treinsporen dat een extreem klimaat creëert waar onder andere het tweestippelig lieveheersbeestje graag gebruik van maakt, de golfplaten daken waar korstmossen het jaar na jaar beter doen,…). We ontdekten vanop de eerste rij wat Gilles Clément bedoelde met de waarde van het landschap dat niet beheerd wordt, het ‘derde landschap’. We vonden ook veel menselijke sporen zoals afgedankte huishoudapparaten, vuilniszakken, restanten van het gebruik door de NMBS die langzaam en zonder onderscheid onderdeel werden van het leven op deze site. De ecologische gemeenschap is weerbaar, kan tot op zekere hoogte omgaan met verandering en wendt alles wat het toegeworpen krijgt aan.

Een belangrijke stap in de methodologie van de studentenopdracht was het aannemen van een speculatieve houding tegenover de kennis die we allen over de site aan haar bewoners opdeden. Hoe ziet de stadsduif deze site? Hoe zou het zijn om met dezelfde zintuigen en noden als de vos rond te lopen op deze site? Hoe kan ik een gesprek starten met de wind? Hoe kan ik mijn persoonlijke geschiedenis met populieren aanwenden om in contact te treden met de Italiaanse populieren op het terrein? Deze onmogelijk te beantwoorden vraagstukken hebben als doel om onze eigen individualiteit als toegangspoort te gebruiken naar het erkennen van de individualiteit van de andere. Diepgaand onderzoek, zintuiglijke observatie en speculatie leiden zo langzaam tot het verbeelden van een meer-dan-menselijke gemeenschap en de relaties die we in deze gemeenschap kunnen aangaan.

Tijdens de opdracht kwam ongemerkt een groeiende verwondering. ‘Waarom wordt zo weinig waarde gehecht aan wat er is?’ ‘Waarom is het publiek toegankelijke deel van de site afgegraven?’ Vele studenten, en ook wij, werden emotioneel door elkaar geschud toen in het tweede semester vrachtwagens en een bulldozer het leven dat er was, letterlijk voor onze ogen, van de kaart veegden. Wanneer de terreinbeheerder de site vrijgeeft aan de tijdelijke menselijke gebruikers, impliceert dit het inrichten van parkeerruimte en het opkuisen en veilig maken van het terrein. De zones dieper op de site, die dat lot nog wachtten, trok langzaam de studenten hun aandacht. Niet vanuit een romantisch beeld op verval maar vooral vanuit een aanvoelen dat in deze zones de meer-dan-menselijke gemeenschap zich nog steeds — relatief ongehinderd — kan ontwikkelen. Dat er een vertrekpunt is om relaties op te bouwen en te ontwikkelen.

Hoewel we binnen de korte tijdsinvestering van deze studentenopdracht onmogelijk experts werden en de site, in haar bovenmenselijke schaal, niet verwelkomend is, slaagden we er met eenvoudige oefeningen, een beperkte tijdsinvestering en een open geest wonderwel snel in een emotionele gevoeligheid te ontwikkelen voor wat er al is. Ongemerkt nestelde die meer-dan-menselijke gemeenschap zich in onze geesten en durven we te stellen dat het als menselijke buitenstaander mogelijk is om onderdeel te worden van deze gemeenschap.

Mapping the wind, layer after layer (on chalk paper) © Marcelina Zurek

Pauzeren voor de toekomst

Het proces van gebruik, verval, tijdelijk gebruik en nieuwe ontwikkeling voelt vanuit dit perspectief contraproductief aan. Laat ons duidelijk zijn dat we met dit pleidooi de ontwikkeling van de Arsenaalsite niet willen staken. Golfbewegingen zoals deze bepalen de identiteit van de stad. Echter is het moeilijk te verantwoorden dat spontane natuurontwikkeling automatisch als een obstakel wordt aanzien voor (tijdelijk) menselijk gebruik, wetende dat er binnen 10 jaar een uitgewerkt stedenbouwkundig plan voor deze site zal liggen. Een plan waarin groenzones, met stevige boomaanplant, noodzakelijk zullen zijn om de leefbaarheid en de biodiversiteitsdoelstellingen van de nieuw ontwikkelde wijk te realiseren. Hoewel we niet blind zijn voor de uitdagingen van ontwikkelingsprocessen op sterk vervuilde post-industriële sites, blijven we geloven dat een alternatieve benadering mogelijk is.

Kan de pauzeknop, die een tijdelijke ontwikkeling in afwachting van RUP’s, stedenbouwkundige visies en architecturale ontwikkeling meestal is, de dankbare tijd vormen om de bestaande meer-dan-menselijke gemeenschap en de toekomstige plannen met aandacht en kleine ingrepen langzaam op elkaar af te stemmen? En dat, voor alle partijen, met open geest naar de verhouding tussen spontane ecologische ontwikkeling en toekomstige economische valorisatie. In een workshop door collega’s werd gesuggereerd om de site als boomkwekerij te zien voor de bomen die het in de toekomst zelf nodig heeft. Misschien kan er een buurtwerking worden opgestart rond enkele soorten op de site om vervolgens deze ingrepen als vertrekpunt te nemen voor de verdere ontwikkeling, zowel van ruimte als het sociale weefsel van de nieuwe wijk.

Deze anekdotische ideeën hebben niet de waarheid in pacht en ook is het duidelijk dat ons experiment op de Arsenaalsite pas aan het begin van een leerproces staat dat mogelijk parallellen vertoont met hoe onze houding tegenover industrieel erfgoed is gewijzigd sinds de jaren zestig [3]. Enkel via debat, met alle betrokken partijen en met vallen en opstaan, is het mogelijk langzaam een ander handelingskader naar voor te schuiven waarin gebiedsontwikkeling de meer-dan-menselijke gemeenschap als evidente waarde ziet in de ontwikkeling. Laten we hier geen tijd in verliezen. De huidige bewoners danken u nu reeds!

Eindjury Minor Meer-dan-Menselijke, juni 2023 © Dimitri Nassar

— — — —

Onder in impuls van het Voorsprongfonds onderzoekt het project De Nomadic School of Arts wat het nomadisme kan bijdragen aan de onderwijsontwikkeling op KASK & Conservatorium. Collega’s Bert De Roo, Tim Joye, Mirte van Aalst en Giliam Ganzevles ontwikkelden hiervoor de minor Ambassade van het meer-dan-menselijke en werkten een jaar lang op de Arsenaalsite in Gentbrugge.

— — — —

[1] Academici zoals Bird Rose, Van Dooren en vormgevers zoals Formafantasma werken al meer dan een decennium aan het tonen van deze gemeenschap en hoe de menselijke cultuur niet kan losgekoppeld worden van de andere individuen binnen deze gemeenschap. Figuren zoals Harraway, Latour, Braidotti, Donaldson & Kymlicka ontwikkelen een theoretisch kader in onze omgang met deze gemeenschap.

[2] Zie hiervoor bijvoorbeeld de conceptpaper van de European New Bauhaus die het meer-dan-menselijke expliciet op de voorgrond plaatst in het helpen realiseren van de European Green deal. Dit zowel in het ontwikkelen van klimaatadaptatiestrategieën als het verzekeren dat de adaptatie rechtvaardig en inclusief verloopt. In Nederland ontwikkelde ‘Het Nieuwe Instituut’ de zoönomic method. Dit is een kader, dat ondernemingen onder andere helpt te voldoen aan ESG benchmarking, door de ecologische gemeenschap waar de onderneming een impact op heeft centraal te plaatsen. Ook in Vlaanderen zien we bijvoorbeeld bij ANB/INBO initiatieven om naar onze omgeving te kijken vanuit het idee van één ecologische gemeenschap waarin cultuur en natuur, stedelijke en natuurlijke ontwikkeling onlosmakelijk met elkaar verweven zijn. Zie bijvoorbeeld de aanzet tot natuurweefselplanning ‘cities and villages thinking like a forest’.

[3] Zie bijvoorbeeld ‘Heritage as sector, factor and vector’ die de evolutie tussen gebiedsontwikkeling en erfgoed samenvat in 3 stadia.

--

--