Het vermogen om koppig te zijn

KASK en Conservatorium
9 min readSep 24, 2021

--

Over de tien afstudeerprojecten van KASK Drama

door Tom Rummens

In zijn Filosofie van de Heuvel beschrijft Ilja Leonard Pfeijffer de heldhaftige fietstocht die hij samen met zijn toenmalige vriendin ondernam, vanuit Utrecht naar Rome. Het is niet zozeer de fietstocht zelf, maar wel de manier waarop het olijke duo de tocht heeft aangevat, die tot de verbeelding spreekt. Totaal onvoorbereid en ongetraind, op een fiets van de rommelmarkt, en met minstens evenveel aandacht voor de restaurants en mooi pleintjes onderweg, als voor de route zelf. Twee levensgenieters op een fiets. Wat komen moet zal komen, hebben ze gedacht, en zo geschiedde. Het is een prachtig verhaal, een vurige ode aan het carpe diem.

“De filosofie van de heuvel is de filosofie van verlangens, weerzin en verwachtingen. De heuvel bestaat alleen als je vooruit kijkt en tegen hem opziet. De heuvel bestaat als je te graag aan de andere kant wilt zijn of als je het liefst in het dal wil blijven. Hoe meer je vooruit kijkt, hoe meer heuvels er opdoemen in je blikveld. Elke heuvel die je moet beklimmen, heb je zelf opgeworpen.”

Ilja Leonard Pfeijffer, De Filosofie van de Heuvel, p. 124.

Ik las het boek van Pfeijffer tijdens de tweede lockdown, in de winter van 2020–2021, en moest voortdurend denken aan de wereld waarin we plotsklaps met z’n allen verzeild waren geraakt en aan de talloze parallellen die er waren met Pfeijffers fietstocht. Helaas konden wij toen niet met de fiets naar Italië, maar de lessen die Pfeijffer uit zijn fietstocht haalde, vielen best ook toe te passen op de realiteit waarin we van de ene op de andere dag terechtgekomen waren. Het omgaan met onvoorspelbaarheden en met een onzekere toekomst; het wel weten waar we naartoe wilden, maar geen idee hebben hoelang de reis zou duren en ook niet langs welk onheil ze ons nog zou leiden; het proberen genieten van de kleine deugden en cadeautjes die ons toegeworpen werden. Het radicaal anders moeten omgaan met tijd en ruimte: vertragen in een wereld die plots heel erg klein geworden was. Al die levenslessen zaten zowel in de coronacrisis als in Pfeijffers heldhaftige maar tegelijk behoorlijk tegendraadse fietstocht vervat.

MARS, Gina Beuk, Foto: Jordi Coppers

Tot zover de anekdote, maar nog leerrijker dan de tocht zelf, is de manier waarop Pfeijffer en zijn reisgenoot zichzelf bleven tijdens de reis, en zich eigenlijk weinig aantrokken van de vele calamiteiten onderweg. Het feit dat ze onvoorbereid waren en toch stug doorgingen met hun plan. Het lijkt eenvoudig en in zekere zin is het dat ook wel. Stick to the plan, we zeggen het allemaal al eens. Maar echt eenvoudig is het nu ook weer niet, en al helemaal niet in het licht van de vele uitdagingen en plotwendingen in de echte wereld. Daar moest ik ook vaak aan denken toen ik de afstudeervoorstellingen van KASK Drama bekeek. Tien voorstellingen die gemaakt werden tijdens de pandemie. Tien bergritten, vol vreemde bochten, lastige beklimmingen en vervaarlijke afdalingen. Tien bewijzen van moed en volharding, ook. Maar in de eerste plaats toch vooral: tien cruciale ijkpunten in een artistiek traject, ondanks de pandemie en de bijhorende noodtoestanden.

Hoezeer de pandemie ongetwijfeld ook het werkproces van deze tien projecten heeft beïnvloed, een uitgesproken onderwerp werd ze nooit. Geen enkele voorstelling nam corona als uitgangspunt, zelfs al dan niet expliciete verwijzingen ernaar waren zeldzaam of onbestaand. Dat neemt niet weg dat het als toeschouwer meteen ook duidelijk werd dat de bijzondere periode waarin we leven, onze blik behoorlijk heeft beïnvloed.

Wanneer we in GOBLINS van Jana De Kockere en Bjorn Floréal de diepe mijnschachten betreden en daar vreemde wezens ontmoeten, is het moeilijk om níet te denken aan de diep ontwrichtende en invasieve manier waarop we als mensen met de aarde omgaan — met alle verwoestende gevolgen van dien. De ervaring die Judith Dhondt ons voorschotelt in Noon III zou helemaal anders geweest zijn als er geen lockdowns waren geweest. Haar zoektocht naar een andere beleving van tijd en ruimte, de radicaliteit waarmee ze onze drang naar snelheid en opwinding op de proef stelt, komt door de crisis in een heel ander daglicht te staan. Ook wanneer in Mars van Gina Beuk, een voorstelling waarin we meemaken wat er zou kunnen gebeuren als mensen effectief een andere planeet zouden koloniseren, voortdurend de mantra ‘ik moet de aarde redden’ herhaald wordt, klinkt het als een echo uit het tijdsgewricht waar we middenin zitten. En dan is er nog het theater als activisme van Martha Balthazar, die in Boerenpsalm een doorgedreven onderzoek voert naar de zin en onzin van de landbouwindustrie anno 2021, een bijzonder efficiënte metafoor voor hoe ons doorgedreven consumentisme ons tot absurde situaties leidt.

Prelude in de Sneeuw, Stan Martens en Ferre Vuye, foto: Jordi Coppers

Nochtans zitten die verbanden met de pandemie in de eerste plaats in het hoofd van de toeschouwer, eerder dan in de voorstellingen zelf. En dan nog waren er heel wat projecten waarvoor zelfs die vlieger niet opging, omdat ze net als Pfeijffer en zijn eega gewoon stug doorgegaan (lijken te) zijn. In Mijn broer, the Walrus, een heel persoonlijke voorstelling, vertelt Collette Goossens het tragische zelfmoordverhaal van haar broer, maar geeft ze vooral ook een inkijk hoe zij dat verlies heeft verwerkt — en ook niet heeft verwerkt. Een fascinatie voor de geschiedenis en hoe kleine misverstanden grote gevolgen kunnen hebben, vinden we bij Stan Martens en Ferre Vuye in Prelude in de Sneeuw. Yannick Verwey neemt ons in I left the fields, alight mee in zijn fascinatie voor het menselijke brein en geheugen, en hoe narrativiteit daarbinnen werkt. In GIANTS gaan Jesse Vandamme, Laurens Aneca en Lucas van der Vegt op zoek naar de (verwoestende) impact van internetfenomenen op onze sociale interacties. Carly Rae Heathcote gaat in The Incantation Ploy een ontregelend onderzoek aan naar vervreemding en communicatiemisverstand. Björn Floreal en Mustaf Ahmeti koppelen in SUPERNATURAL trauma, angst, geweld en liefde aan elkaar in een beklijvend duet.

“Het is niet zo dat alles van waarde weerloos is, maar je kunt er ook niet vanuit gaan dat de zachte krachten zeker zullen winnen. Het enige wat je kunt doen is je eigen waarden keer op keer blijven uitspreken, als een mantra, en dan hopen dat die waarden op de en of andere manier overdrachtelijk blijken te zijn.”

Joost de Vries, Echte pretentie, p. 16.

Noon III, Judith Dhondt, foto: Jordi Coppers

Als doorzettingsvermogen een voorwaarde is voor kunstenaarschap, en dat is het zonder meer, dan heeft deze lichting alleen al in dat opzicht haar strepen verdiend. Doorzettingsvermogen is het vermogen om koppig te zijn, ondanks de omstandigheden. Om telkens weer op dezelfde nagel te kloppen, omdat je vindt dat het echt belangrijk is, omdat je iets onder de aandacht wil brengen, omdat je weigert je te laten afleiden door andere gebeurtenissen. Daar is veel voor nodig, zelfbewustzijn in de eerste plaats: weten wat je wil en daarvoor gaan, onverdroten, wat er ook gebeurt. Op die manier is deze lichting een onversneden ode aan het doorzettingsvermogen. Niet alleen gingen ze door met hun werk ondanks de vele hindernissen, ze bleven bovendien bij de les die ze zichzelf hadden opgelegd, bij het verhaal dat ze wilden vertellen, bij de prangende vragen die ze ons wilden stellen.

Het zijn stuk voor stuk belangrijke thema’s en essentiële invalshoeken die de revue passeerden. Maar het tijdsgewricht waarin we leven wordt gekenmerkt door het feit dat alles voortdurend overschaduwd wordt door de waan van de dag. Dat deze generatie KASK-studenten dat niet heeft laten gebeuren, ondanks het feit dat de actualiteit het afgelopen anderhalf jaar zwaarder woog dan ooit tevoren, is iets dat respect afdwingt. Terwijl de hele wereld in de ban was van een virus, gingen zij toch verder, omdat ze wisten dat het groter geheel veel belangrijker is, en blijft, zelfs als het niet zo lijkt. Het sluit ook aan bij wat Anna Franziska Jäger en Nathan Ooms zo treffend benoemden in hun State of the Youth tijdens het jongste theaterfestival:

“We hadden het over ons verlangen naar kunst die toont wat het betekent om nu te leven. Kunst die niet actueel hoeft te zijn maar zich indirect afvraagt hoe het hedendaagse vandaag voelt, wat het betekent, hoe het ons als mens wezenlijk verandert. Kunst die een historische afstand creëert tot de eigen tijd, die ons helpt aandachtig te kijken naar onze wereld en onszelf. Wij houden van kunst die op een of andere manier het gevaar aangaat om ‘een groter geheel’ te proberen vatten, die de collectieve dagdroom van onze samenleving aan ons teruggeeft. Die een afschuwelijke, al te menselijke menselijkheid toont. Tot het ondraaglijk wordt. Kunst die de normaliteit als hallucinatie ontmaskert, die ons de vreemdheid van het al te bekende toont.”

Elke generatie heeft zijn helden, maar het is moeilijk om deze vaststelling ook ondubbelzinnig op de huidige generatie jonge twintigers toe te passen. Daarvoor leven we in tijden die te verwarrend zijn. Verwarrend op een fundamentele manier, niet gewoon omdat je twintig bent en dan alles verwarrend is, en ook niet zoals elke generatie de dingen eigenlijk voortdurend als verwarrend ervaart, maar omdat ze vandaag de dag effectief verwarrend zijn, voor twintigers, veertigers, zestigers, alles daartussen, alles daaronder en -boven. Helden creëren doorgaans duidelijke droombeelden, illusies waaraan we ons laven en soms spiegelen, verhalen waar we naar opkijken, soms ook valkuilen die we proberen te vermijden. Dat lijkt vandaag niet meer aan de orde: het tijdsgewricht waarin we leven lijkt volstrekt vloeibaar en onbevattelijk, achter elke droom lijkt een nachtmerrie verscholen te zitten. Niet verlamd raken door die horizon aan vraagtekens, is al een prestatie op zich.

GIANTS, Masterproef van Jesse Vandamme, Laurens Aneca en Lucas van der Vegt, foto: Jordi Coppers

“Het probleem van iedere nieuwe wereld is dat hij na verloop van tijd onherroepelijk op de oude gaat lijken,” schrijft Bas Heijne in De Wijde Wereld (p. 108), en zoals bijna altijd heeft Heijne een punt, maar deze keer vraag ik me toch af of zijn stelling voor de huidige tijd wel opgaat. Van naïviteit kan je deze generatie met de beste wil van de wereld niet verdenken. Van idealisme zoals we het altijd hebben gekend misschien ook niet echt. Er lijkt eenvoudigweg te weinig ruimte voor. Maar net het feit dat we nu in zo’n scharniermoment leven, een moment waarop we alles in vraag kunnen stellen en als mensheid ook in staat zijn om grootse dingen te doen, biedt ook enorm veel mogelijkheden. En zo kijk ik ook terug op de tien projecten van de KASK-lichting 2021: het zijn niet alleen voorstellingen maar ook voorstellen, manieren waarop we nu naar de wereld kunnen kijken. Tien uiterst actuele voorbeelden van welke vragen we kunnen stellen, maar vooral ook op welke manier we ze kunnen stellen. Zo bekeken waren deze tien voorstellingen één langgerekte uitnodiging, om na te denken, om je anders te verhouden, om je perspectief in vraag te stellen en om bij de les te blijven. En wie dan goed gekeken heeft ziet aan de horizon een soort stad verschijnen, die door Rebecca Solnit zo onwaarschijnlijk treffend is omschreven:

“We wonen in ideeën. Sommige zijn schuilplaatsen, sommige observatoria, sommige raamloze gevangenissen. Sommige verlaten we en andere betreden we. In het gunstigste geval is dit de afgelopen jaren zo’n snel en krachtig gezamenlijk proces geweest dat alleen wie goed heeft opgelet ziet hoe deuren worden aangebracht, torens verrijzen, ruimtes waarin onze gedachten zullen wonen vorm krijgen — en andere bouwwerken worden afgebroken.”

Rebecca Solnit, Wiens verhaal is dit?, p. 9.

Alle tien projecten van KASK drama die ik mocht bekijken, zijn bouwels. Bouwsels over tijd, over opnieuw beginnen, over gender, over overspanning, over verdriet, verlies en opnieuw beginnen, over hoe we omgaan met de wereld, met elkaar, met onszelf. Sommige bouwsels hadden vele kamers, anderen kozen voor eenvoud. Sommigen zagen er vertrouwd uit maar waren wel met heel veel vakmanschap gemaakt, anderen hadden volstrekt nieuwe vormen en materialen. Hoe uiteenlopend ze ook waren, in inhoud maar zeker ook in vorm, al die voorstellen hadden één ding gemeen, en dat is het feit dat ze telkens openingen boden, openingen voor gesprek, voor reflectie, voor een blik op de wereld van een generatie waarvan heel veel te leren valt. En bovenal van een generatie die de moed heeft om de mond te openen en vaak behoorlijk radicaal te zijn in hun visies en voorstellen.

En allicht is dat nog de grootste oefening die ons vandaag de dag te wachten staat. Voorbij de kokers waarin we zitten, de bubbels en de eilandjes, voorbij het eigen grote gelijk, durven kijken en luisteren naar wat en ander te zeggen heeft, vanuit het engagement om daar ook werkelijk voor open te staan. Kijken naar het dorp dat daar staat, ook al staat het ons niet helemaal aan. Want dat de wereld in de fik zou schieten wisten we helaas al veel langer, maar nu het zover is kunnen we misschien eindelijk beginnen met elkaar serieus te nemen, over generaties en andere verschillen heen, met respect maar zonder overdreven vriendelijkheid. Ook al doet dat soms een beetje zeer.

--

--

No responses yet