Kanttekening: Sofie De Cleene
Interview: Ines Minten
Fotografie portret: Fien Dezwaef
In samenwerking met Kunstenloket
Hoe kijken studenten uit creatieve richtingen tegen hun toekomst aan? Liggen ze ervan wakker of zijn het zorgen voor morgen? Wat zijn hun dromen, plannen en ambities? Welke concrete stappen zetten ze om zich voor te bereiden op het professionele leven? En waar halen ze advies? In de studentenedities van de Kanttekeningen zetten ze één en ander op een rij. Deze maand: Sofie De Cleene, studente Animatiefilm aan KASK.
Een vast plan voor waar ze over vijf jaar wil staan, heeft Sofie De Cleene niet. “Maar ik lig wel wakker van wat de toekomst zal brengen. Er zijn nu eenmaal niet veel kunstenaars die echt van hun werk kunnen leven. En sowieso is het een hard en onzeker bestaan. Wil ik dat wel? Neem ik er nog wat bij? En wat dan?”
“Ik spreid mijn master over twee jaar. Daar heb ik voor gekozen, omdat ik buiten mijn opleiding nog met andere dingen bezig ben, zoals tekeningen, keramiek of tentoonstellingen. Die had ik anders moeten opgeven en dat zou ik jammer gevonden hebben. Ook heb ik de neiging om nogal intensief voor iets te gaan. Ik vrees dat ik na een jaar opgebrand zou zijn geweest als ik op die manier aan één enkel project had gewerkt.”
Je doet inderdaad veel verschillende dingen. Waarom heb je dan voor Animatiefilm als hoofdopleiding gekozen?
“Die vraag krijg ik vaak (lacht). Ik wou graag iets doen met tekenen, maar in het middelbaar heb ik gewoon Latijn-wiskunde gedaan en volgde ik zelfs geen deeltijds kunstonderwijs. Ik had dus geen enkele basis. Daarom ben ik een jaar naar Letland getrokken voor een opleiding klassieke teken- en schilderkunst. Vervolgens schreef ik me in voor de richting Autonome Vormgeving aan het KASK. Al snel bleek dat ik te jong en onervaren was voor die richting. We zaten er vaak aan tafel om te praten over wat we wilden creëren, maar omdat ik nauwelijks technieken kende, raakte ik niet erg ver in de uitvoering. Ik wou nu tekenen en verhalen maken. Zonder me er al te veel in te verdiepen, nam ik daarom deel aan de toelatingsproef voor Animatiefilm. Nadien heb ik me geregeld afgevraagd of ik niet beter Grafische Vormgeving of Illustratie had gekozen. Maar het is hoogstwaarschijnlijk door de frustratie die ik voelde omdat ik geen traditioneel animatieprofiel heb, dat ik nu doe wat ik doe. Ik heb altijd onderzocht hoe ik me tegen het medium kon afzetten. In plaats van een tekenfilm maakte ik een installatie of een flipboekje. Dat ik het zo heb aangepakt en in vraag heb gesteld, heb ik dan toch weer te danken aan mijn jaar Autonome Vormgeving. Ik ben uiteindelijk dus wel blij met mijn parcours.”
Het ligt me allemaal: ik wil zoveel mogelijk verschillende technieken beheersen, ik duik in alles wat ik tegenkom. Het is allemaal even boeiend, maar het maakt me soms ook onzeker.
Wist je in het begin al dat je met zoveel verschillende media en technieken bezig wilde zijn?
“Ook dat niet. Het is begonnen met het vak Visueel dagboek. Daarin word je gestimuleerd om elke dag te tekenen en zoveel mogelijk materialen en formaten te gebruiken. In het tweede jaar nam ik er wat keuzevakken Illustratie en Grafiek bij. Daardoor gingen er weer totaal nieuwe werelden voor me open. Ik verdiepte me in zines, van die kleine comic-achtige boekjes, ik volgde een masterclass flipboekjes maken, en in het atelier van mijn moeder maakten we samen keramiek. Het ligt me allemaal: ik wil zoveel mogelijk verschillende technieken beheersen, ik duik in alles wat ik tegenkom. Het is allemaal even boeiend, maar het maakt me soms ook onzeker. Is het wel oké dat ik van zoveel verschillende dingen een beetje af weet? Is het met het oog op de toekomst toch niet beter om je 100% op één discipline of één doel toe te leggen? Daarvan lig ik misschien nog het meest wakker van al. Ik weet totaal nog niet waar ik over vijf jaar wil staan. Maar misschien is dat iets waar ik gewoon vrede mee moet nemen? Toen ik stage liep bij Anne-Mie Van Kerckhoven, die zelf een ontzettend veelzijdig kunstenares is, vertelde ze me dat de veelheid zelfs voor haar een constante worsteling blijft. Mensen verwachten nu eenmaal dat je één focus hebt. Je studeert animatiefilm, maar doet alles behalve animatiefilms maken… voor zulke keuzes moet je je continu verantwoorden.”
Puur op praktisch vlak lijkt het me een stevige evenwichtsoefening om al wat je wil doen voldoende aandacht te kunnen geven.
“Dat er maar 24 uur in een dag zitten is inderdaad mijn grootste probleem. En dat evenwicht vinden, is me tot nu nog niet echt gelukt. Misschien zal ik op een dag toch wat moeten afremmen… Vorig jaar had ik me bijvoorbeeld voorgenomen om elk idee dat in me opkwam ook effectief uit te werken. Daardoor ligt mijn atelier nu vol onafgewerkte projecten en weet ik ook dat het onbegonnen werk is om echt alles te verwezenlijken wat je wil. Het zal een oefening blijven. En ik zal wellicht nog vaak dagen en nachten aan een stuk tegen deadlines aan werken, om daarna een week uitgeput in de zetel te moeten hangen (lacht). Maar goed, een nine to five lijkt me écht niets voor mij.”
Je sprak al van keuzevakken, masterclasses en het keramiekatelier van je moeder. Waar pik je nog zoal nieuwe technieken op?
“Mijn mama vindt het fijn dat ik interesse heb voor haar hobby, dus doet ze me af en toe een cursus keramiek cadeau, waar we dan samen naartoe gaan. Onlangs was ik linoprints aan het maken. Die techniek leerde ik jaren geleden al op een knutselkamp: hij is niet zo moeilijk, het resultaat heeft meer karakter dan gewone druk en het is ook nog eens goedkoper dan wanneer je het uitbesteedt. En voor de rest… Vaak zie ik iets tofs in een winkel en denk ik: Wauw! Hoe is dat gemaakt? Dat zou ik ook graag kunnen! En dan ga ik aan de slag. Boekbinden, bijvoorbeeld, heb opgepikt dankzij YouTube en Pinterest. Nu wil ik een website maken, dus heb ik een boek over webdesign en programmeren gekocht. Docenten zien natuurlijk ook waarmee je zoal bezig bent. Zo heeft een van hen me die masterclass over flipboekjes getipt.”
Hoe belangrijk is een netwerk in die dingen?
“Ik huiver van het woord netwerken, maar het klopt wel dat je soms gewoon op mensen moet durven toe te stappen. Je loopt op school bij Grafiek binnen en vraagt of iemand je wil leren zeefdrukken. Je gaat naar Textiel en zoekt iemand die je wil tonen hoe je borduurt. Ik geef toe dat ik dat zelf zelden doe, ik moet het meer hebben van spontane ontmoetingen. En ja, die vormen ook een netwerk. Het is dubbel. De verplichte netwerkmomenten die het KASK nu al organiseert, vind ik ronduit vreselijk om mee te maken. Maar ik vind het wél positief dat de school onderzoekt hoe het studenten van verschillende richtingen meer kan laten samenwerken.”
Heb je al te maken met de zakelijke kant van de sector, zoals financiën en administratie?
“Ik heb een tijdje geïllustreerd voor Rekto:Verso. Het blad betaalde via de kleine vergoedingsregeling voor kunstenaars. Om uit te zoeken hoe dat in zijn werk ging, ben ik toen bij Kunstenloket geweest. Ik plaats een deel van mijn werk ook online en ik stel geregeld tentoon. Dus af en toe wil er ook iemand iets kopen en dan besef je dat je iets moet doen om wettelijk in orde te zijn. Bij Kunstenloket hebben ze me daarom aangeraden om zelfstandige in bijberoep te worden. Nu schrijf ik dus facturen uit, ik reken onkosten aan… Ik snap er nog niet al te veel van, maar ik weet dat ik in orde ben.”
En bevalt dat aspect van de job?
“Ik vind het allemaal erg vervelend, vooral omdat ik er zo weinig over weet. Op school hebben we er misschien twee uur les over gekregen. En ik kan dat het KASK nu wel makkelijk verwijten, maar om eerlijk te zijn… Ik zat toen in mijn tweede jaar. Boekhouding en financiën waren de laatste van mijn zorgen. Zoiets moet ook wat van twee kanten komen, zeker? Nu zijn we twee jaar verder en heb ik al eens uitgekeken waar ik eventueel een cursus boekhouden zou kunnen volgen.
Een prijs plakken op mijn werk vind ik nog zoiets lastigs. Je hebt iets gemaakt zonder er ooit bij stil te staan dat je het zou verkopen en plots wil iemand het hebben. Waar begin je dan? Je materiaalkosten kun je nog vrij eenvoudig berekenen. De tijd die erin is gekropen, is vaak al moeilijker te achterhalen. Laat staan de werkelijke waarde. Soms denk ik: Deze tekening heb ik heel snel gemaakt, dus daar kan ik nauwelijks iets voor vragen. Aan de andere kant heb ik misschien wel jaren geoefend om de techniek te beheersen, om mijn stijl te ontwikkelen. Dan krijg je een ander verhaal. Misschien moest ik daarvoor later maar eens een goeie manager zoeken…”