Stef Vanbilsen en de antitankgracht

KASK en Conservatorium
Onrust
Published in
5 min readJul 6, 2023

--

Stef Vanbilsen studeert binnenkort af als landschaps- en tuinarchitect, met een nadruk op dat eerste. Hij beweegt zich naar eigen zeggen op de dunne grens tussen natuur en cultuur. Vragen die hem bezig houden zijn onder meer: Waar grijpt de mens best in of moet hij dat net niet doen? En indien toch met welk doel?

Fort Ertbrand

Dag Stef, vertel eens, wat heb je de eindjury voorgelegd?

Stef Vanbilsen: Mijn project is een herinterpretatie van de anti-tankgracht van Antwerpen, een 33 kilometer lange verdedigingslinie uit 1937 die deel uitmaakte van de bekende fortengordel. Aanvankelijk hadden de ingenieurs een droge gracht voorzien. Alleen was dat buiten het opkomend grondwater gerekend. Na de Tweede Wereldoorlog raakte de militaire functie van de gracht snel achterhaald en ontstond er een uniek stuk natuur. Vandaag heeft het gebied nood aan een visie, of misschien moet ik zeggen: aan wat minder visie.

Minder visie? Verklaar je nader.

SV: Bij het ontwerpen liet ik me inspireren door het boek Natuuramnesie van Marc Argeloo. Daarin beschrijft de auteur het failliet van het modieuze natuur-inclusieve denken, dat het landschap in verschillende functies uiteenrukt: recreatie, landbouw, waterwinning… De natuur blijft er steeds onderworpen aan de mens, als een product, een stuk kapitaal of hulpbron. We moeten echter af van de idee van de mens als dominante soort. Argeloo pleit voor een terugkeer naar ‘een landschap van angst en schoonheid, een landschap van rijkdom en overvloed’. Die zinssnede sprak me bijzonder aan.

Wat bedoelt hij met angst?

SV: We kijken nog vaak met een romantische bril naar een landschap. We verheerlijken schoonheid en leggen wandelpaadjes aan. Angst is voor mij de aanwezigheid van de wolf of het zwijn, maar ook dode bomen en takken. Vandaag halen we die weg, wat bijvoorbeeld jammer is voor kevers die er hun voedsel uithalen.

Maar kan je de mens nog wegdenken?

SV: Niet helemaal natuurlijk. Maar laat ons eerst achteruitspoelen naar de prehistorie. Geologisch gezien bevinden we ons op en rond de Kempense microcuesta. Dat is een hoogte waaruit in dit geval heel wat riviertjes opborrelen. Dat water speelt vanzelfsprekend een bepalende rol voor de bodem.

En dan komt de mens?

SV: Juist. Hij bedrijft landbouw, graaft kanaaltjes, plant uitheemse varianten als de Japanse duizendknoop en rododendron. In dit geval was ook de militaire geschiedenis erg bepalend. De eertijdse wet op de krijgsdienstbaarheid verordende bijvoorbeeld een perimeter van 585 meter rond elk fort zonder vegetatie of bebouwing — een kwestie van strategische zichtbaarheid. O, en een politieke anekdote: toen men in de jaren ’70 vanuit Wallonië een duwvaartkanaal plande aan te leggen, tekende milieubeweging ‘Red De Voorkempen’ daartegen verzet aan. Later zou die beweging vervellen tot Agalev, inderdaad, de voorloper van de partij die we vandaag als Groen kennen.

Kleine observatie: je bent zelf een mens, een met ambities om in te grijpen in het landschap nog wel…

SV: Het is inderdaad een dunne lijn, waar ik voortdurend over nadenk. Hoe dan ook moeten we als mens leren loslaten. De natuur geeft de richting aan. Ik vraag me dus vaak af: ‘Wat zou de natuur doen? Wat zijn de verwachte soorten? Wat hebben die nodig?’ Zo wil de otter na de voortplanting een jaar met rust gelaten worden. Dan lijkt het me zinvol om de wandelpaden in de buurt even af te sluiten of te verleggen. De vleermuis heeft dan weer genoeg bomen nodig om zijn echolocatie op peil te houden. Momenteel staan er langs de gracht om de 10 à 15 meter. Dat moet 7 zijn. Ook op de verlichting valt iets aan te merken. Roodgetinte lampen zijn een pak vriendelijker voor heel wat nachtdieren.

Wat moet verdwijnen?

SV: Persoonlijk heb ik een grote hekel aan de maisplant, een gewas dat bijna enkel wordt gekweekt als veevoer. Het is groot, het blad snijdt, de grond spoelt weg… Waarom geen oude graansoorten herintroduceren. De rode lijst zou er gebaat mee zijn. Ook een aantal aangeplante soorten moeten de schop op. Voor houtwinning introduceerde men ooit de Amerikaanse eik en vogelkers. Maar van zulke bomen en struiken wordt een zandgrond enkel droger. We willen meer inheemse, loofrijke soorten die hun loof laten vallen en zo een humeuze, watervasthoudende grond bewerkstelligen. In het water zelf stellen we dan weer een verbraseming vast. Brasems zoeken hun voedsel op de bodem, schudden zodoende het zand op en brengen op die manier fosfaten in het systeem. Roofvissen zoals de snoek dragen duurzamer bij tot het ecosysteem. Ze leggen hun eitjes in ondiep water met vegetatie. Door verschillende diepten aan te brengen accommoderen we bovendien meer diverse plantengemeenschappen, wat het water helderder kan maken.

Schans Smoutakker

Wat met de menselijke component?

SV: Die zijn er ook natuurlijk. Denk aan bomenrijen, hagen en houtkanten. Je kan de landbouw niet zomaar afschaffen natuurlijk. Een omslag naar biologische teelt zou al veel doen, al moet ik daarvoor de economische modellen nog wat verder bestuderen. In het dossier zoom ik ook in op Fort van ’s-Gravenwezel. In die perimeter daarvan zijn ooit tijdelijke houten woningen opgetrokken — krotten eigenlijk. Tegen 2029 moeten de bewoners daar weg. Dat is geen evident verhaal. Ik heb een aantal keer met de mensen gesproken. Het plan zou zijn om een vzw op te richten rond die antitankgracht, waar we alle partijen verzamelen: de gemeentes, agentschappen, maar ook het OCMW, zodat een sociale verhuis kan worden uitgewerkt.

En voeg je ook iets menselijk toe?

SV: We gaan voor 90 procent natuur en 10 procent… sja cultuur. Zo zou er een houten museumpje kunnen komen met drie camperplekken. Als we die clusteren naast het museum wordt de omgeving ontlast. Bovendien zal er dan wat geld binnen komen, een potje voor de vzw, zodat die niet uitsluitend op subsidies hoeft te draaien.

Veel suces.

--

--